Waarom heet pindakaas geen pindaboter?
In Engeland heet het peanut butter, in Frankrijk beurre d’arachide en in Spanje is het mantequilla de maní. Dus waarom heet pindakaas in het Nederlands niet ook gewoon pindaboter?
Het smeert immers zo heerlijk weg. Zo zacht als boter, is dat niet de uitdrukking? En toch zijn wij het enige land waar deze boter kaas heet. Hoe dat komt zit zo.
Van pindadokoen naar pindakasi.
Het begin van de benaming pindakaas ligt in Suriname. In Suriname kende men een heerlijkheid die pinda-dokoen heette. Het was een blok geperste pinda’s waar plakken vanaf gesneden werden, niet veel anders dan met kaas eigenlijk. Heerlijk op brood! Hendrik Charles Focke vertaalde in 1850 pindadokoen als pindakasi. En Voilá!
Van geperste pinda’s naar pindaboter
Maar een geperst blok pinda’s uit Suriname is nog niet dat heerlijke smeerseltje waar Elvis Presley zo gek op was. Die eer behoort aan Canada. Het overschot aan pinda’s in 1884 zette een innovatieve apotheker in overdrive. In die tijd waren tandartsen niet voor iedereen betaalbaar en substituut tanden of kunstgebitten al helemaal niet. Pinda’s zijn een geweldige bron van proteïne. Vandaar dat Marcellus Gilmore Edson een patent aanvroeg om van geroosterde pinda’s pasta te maken. Het was makkelijker te eten voor mensen van wie het gebit wat gebreken toonde. Voedzaam ook.
Funfact: voor 1 kilo boter is 20 kilo koemelk nodig
Maar onze pindaboter heet dus pindakaas. Dat is voor een gedeelte te verklaren door de vertaling van Hendrik Charles Focke van Pindadokoen naar pindakasi. Maar de andere schuldige is de wet! Al in diverse keurboeken van 1452 tot 1496 werden bepalingen opgenomen dat het verboden was boter te verdunnen met water of iets anders dan koemelk. Boter mag alleen boter heten als het 82% melkvet is. Margarine, kunstboter, pindakaas: als er geen 82% melkvet inzit, mag het geen boter heten.