Het zebrapad
Ik trek de deur achter me dicht en kijk naar boven. Donkere wolken dreigen, maar als ik snel ben, kan ik op tijd binnen zijn voor het losbarst. Een rustige 6 kilometer, om de benen een beetje los te gooien na de heuveltraining gisteren. Ik woon aan een over het algemeen rustige straat, waar auto’s tijdens de spitsuren nog wel eens te hard willen rijden. Vandaar de vele zebrapaden. En de grote letters met schoolzone op de straat. Steeds vaker zie ik dat automobilisten weigeren te stoppen voor voetgangers op een zebrapad. Fietsers hebben er ook een handje van. Je kunt toch stoppen als je ziet dat iemand wil oversteken? Maakt niet uit hoeveel haast je hebt, of je baas zit te wachten of dat je niet kunt wachten om je vriendin in je armen kunt sluiten: je stopt voor een zebrapad!
Ik kan zo knorrig worden als ik zie dat fietsers of automobilisten niet stoppen voor een voetganger op een zebrapad.
Inderdaad: het maakt me kwaad. Het is een van die dingen waar ik me vroeger nooit druk over gemaakt zou hebben. Maar nu, in de overgang, als mijn hormonen weer opspelen, kan dit dus echt mijn dag zwaar verpesten. Kleinzielig, ik weet het. Ik heb alleen mezelf ermee, ik weet het. Maar dat verandert er niets aan: ik word boos als ik het zie gebeuren. En dat is bijna dagelijks. Daar gaat mijn bloeddruk.
Verderop in de straat zie ik dat iemand aanstalten maakt om over te steken bij een zebrapad. Ik zie aarzelende bewegingen achter een looprek. Geen grote gestalte. Als ik dichterbij kom zie ik dat het een tengere oudere man is. Hij heeft moeite om zijn looprek van de eerste stoeprand te tillen. Zijn balans laat het afweten. Ik ren naar de overkant: “Heeft u hulp nodig met oversteken?” “Eigenlijk wel”, antwoordt de man. Ik steek mijn rechterarm onder zijn arm en steek mijn andere hand omhoog om de auto’s die onverminderd langsrijden te laten stoppen.
Ik steek mijn hand omhoog om de auto’s te laten stoppen, we schuifelen langzaam naar de middenberm.
Voor zo’n klein mannetje weet hij aardig wat gewicht op mijn arm te leggen en we schuifelen gezamenlijk naar de middenberm. De rij auto’s wordt langzaam langer, maar er is niemand die zijn ongeduld laat blijken. Ik heb ook geen gelegenheid om opzij te kijken. Het vergt al mijn concentratie om te zorgen dat de man niet valt. Op sommige momenten lijken zijn benen hem helemaal niet meer te kunnen dragen.
We halen het tot de middenberm en hij haalt opgelucht adem: “Even stoppen hoor!” Zijn rechterbeen kan helemaal geen gewicht meer dragen en ik zie dat hij steunt op het looprek om te voorkomen dat hij omvalt. De man lijkt veel kleiner dan hij is omdat zijn benen zo gebogen staan. “Zullen we weer verder gaan?”, probeer ik. Ik geef een signaal naar de auto’s en ze stoppen. Ik zie uit mijn ooghoek ook nog fietsers en een scooter aankomen. “Laat me niet vallen!” klinkt het paniekerig. De man heeft kennelijk heel weinig vertrouwen in zijn eigen benen. En met reden. Het lijkt wel of de man in die kleine pauze 20 kilo zwaarder is geworden.
“Laat me niet vallen!” klinkt het paniekerig.
We zijn op de helft van het zebrapad, niet het moment om op te geven. En zeker niet het moment om hem te laten vallen. Ik werp een paniekerige blik op de lange rij auto’s. Ik merk dat het moeilijker wordt om de man overeind te houden. Hoe doen verpleegsters dat de hele dag? Mijn bewondering voor de beroepsgroep groeit met de minuut. En dan gebeurt het. Ik hoor een autodeur opengaan. En terwijl ik opkijk, zie ik dat de scooterrijder afstapt. En de fietser ook.
Voordat ik tijd heb om te beseffen wat er gebeurt, staan drie mannen naast me om de man verder naar de overkant te helpen. Op dat moment slaan de hormonen toe. De overmacht aan mensen die menslievend gedrag vertonen, wordt me teveel. Er springen daadwerkelijk tranen in mijn ogen. Echt, hormonen? Moet dat echt nu? Auto’s staan stil voor het zebrapad, met deuren open. Een onbemande scooter blokkeert het fietspad en een fiets is op de stoep op slot gezet. Ik zie bij het restaurant op de hoek een bouwkrukje staan. Nu de man in goede handen is, ren ik naar het krukje, zodat we de oudere heer kunnen neerplanten.
Auto’s staan stil met deuren open. Een onbemande scooter blokkeert het fietspad.
Ik geneer me, omdat een situatie, die eigenlijk heel normaal zou moeten zijn zoveel emotie bij me los maakt. Ja, ik weet het, als ik een week verder in mijn cyclus had gezeten hadden die tranen waarschijnlijk niet zo dicht aan het oppervlak gezeten. Maar toch. Het feit dat zoveel mensen bereid zijn om alles opzij te zetten voor een kwartier om een man in nood te helpen doet me goed. I’m such a sap! Ik verzeker me ervan dat de man okay is. De fietser biedt aan de man naar huis te begeleiden, 20 meter verderop. Dit is voor mij het teken om mijn windjack dicht te ritsen en mijn rondje af te maken.
Bij de rotonde aan het eind van de straat komt een auto langzaam naast me rijden, met het raampje open: “Dat heeft u geweldig gedaan, mevrouw! Goede actie!”. De donkere wolken komen angstaanjagend dichtbij en ik zal moeten haasten om het onweer voor te blijven. Met een glimlach ren ik verder. Van grumpy naar happy. Die hormonen blijven me verrassen.
Reacties
Mooi verhaal, heb je mooi gedaan en in je goede daad heb je heel veel mensen meegenomen.
Ging het maar altijd zo heh, want de meeste tijd heeft iedereen alleen maar oog voor zijn eigen belang en zouden je het liefst op zo´n moment van het zebrapad af willen toeteren of snoeihard vlak achter je langs weer wegrijden. Of is dat maar een klein percentage mensen die dat zou doen en is de rest wel bereid zich even aan te passen en iets voor een ander over te hebben?
En ja wat die hormonen betreft, ik kan over de meest stomme dingen volschieten van emotie, haha.
Dank je 🙂 Ja he! Echt belachelijk die hormonen. Ik schiet om het geringste vol. Voel me dan zo’n idioot!